dinsdag 27 mei 2014

Vraatzucht van het stippelmotje.


Mijn kardinaalshoed, een kleine boom die in het najaar prachtig gekleurde vruchtjes draagt, wordt elk jaar omstreeks deze tijd volledig ontbladerd door de rups van het stippelmotje, een nachtvlindertje dat ook wel kardinaalsmutsstippelmot (Yponomeuta cagnagella) wordt genoemd.
Ook de naam spinselmot kom je wel tegen, en dat begrijp je wanneer je de spinselwebben ziet, waarin de volgevreten rupsjes zich terugtrekken om te verpoppen. 


Die rupsjes, die nog geen centimeter lang zijn, kunnen er wat van. Het is een desolaat gezicht: de kaalgevreten boompjes met de luguber ogende spinsels. Die beestjes laten zich ook geregeld in clubjes bij elkaar langs een lange draad vallen op weg naar een nog beter eetplekje. Als ik onnadenkend naar het compostvat loop, kom ik nogal eens met mijn snuit in deze draden terecht.


Ze vergissen zich wel eens in een struikje, want ik kom ze ook sporadisch tegen in de planten rondom de kardinaalshoed. Zelfs voorwerpen in de buurt, gieters bij voorbeeld, kunnen ingesponnen worden.
Als die rupsjes zich in hun spinsels verpoppen eten ze niet meer. Na een week of drie komen de kleine witte, zwart gestippelde vlindertjes uit.
Ondanks het feit, dat de aangetaste struiken niet meer toonbaar zijn, hoef je aan dit probleem niets te doen. Geen bestrijding dus. Het blad komt weer te voorschijn, de plant lijkt er al die jaren niet onder te lijden en geeft ieder najaar royaal mooie vruchtjes. 


Maar gezien bovenstaande voorjaarsperikelen is het wel af te raden het boompje op een echte zichtplek neer te zetten. Hier staat hij wat achteraf in een bosje.
Maar in het najaar zou je wensen dat hij meer in het zicht stond...


vrijdag 23 mei 2014

Prachtige overblijvende oosterse papaver.


In onze tuin bevindt zich een dissident. Zo noem ik de Papaver oriëntale "Helen Elisabeth", die al minstens zes jaar eind mei, begin juni in bloei komt. Ze is groot en roze, volstrekt onbescheiden, het rokje lijkt op het fijnste crêpepapier: het is haast een balletdanseresje.


Aanvankelijk vond ik deze papaver, die zijn bakermat heeft in de Kaukasus, maar een opdringerig geval, die eigenlijk helemaal niet in onze tuin paste. Ik verontschuldigde me zelfs voor de plant: het was een dissident, die desalniettemin door mij slechts getolereerd werd.



Maar ja, kijk eens hoe deze overblijvende papaversoort zich ontwikkelt. Het moment waarop hij ineens de harige schilletjes heeft afgeworpen en dat uitermate tere bloemblad te voorschijn komt. Die prachtig gevormde stamper, die als een fluwelig tapijtje overblijft nadat de bloembladeren na enkele dagen al weer zijn afgeworpen...


Als groep is het best een imponerend stelletje. 


Na de bloei gaat het blad langzaam vergelen en sterft het af. Het is mooi als buurplanten de kale plekken dan kunnen camoufleren.
In het najaar zie je de overwinterende rozetten dan vaak al weer komen. De plant beschermt zich op deze manier tegen de zomerdroogte in het oorspronkelijke leefgebied.

Gisteren zag ik in een tuin een andere cultivar van de Papaver oriëntale. Een paarsachtige van een uitzonderlijke schoonheid: Papaver oriëntale ‘Patty’s Plum’ . Ik droomde er haast van vannacht. Hij zou nog beter in onze tuin passen.... Trouwens kijk eens naar de Papaver oriëntale "Royal Wedding"... Wat een mogelijkheden om iets heel bijzonders met kleur te doen in deze tijd van het jaar.

Let op: papavers zijn zonneminnaars! Kijk hier hoe je de overblijvende papaver kunt vermeerderen via de wortelstok. Zaad schijnt niet altijd de gewenste kleur op te leveren.
De originele kleur is fel rood. Met alle respect, maar dát zou pas echt een dissident zijn in mijn tuin.

zaterdag 17 mei 2014

De varens in onze tuin.


mannetjesvaren
Onze tuin is geschikt voor varens: de grond is lichtzuur en gemiddeld vochtig - we tuinieren op een turfpakket - en er is veel schaduw of halfschaduw.
Varens zijn oerplanten. Ze ontstonden ná de mossen en vóór de bloeiende, zaaddragende planten. Net als de mossen planten ze zich voort via sporen, die je meest tot ontwikkeling ziet komen onder de bladeren.

sporen van de wijfjesvaren?
Er zijn veel soorten varens en er zijn zelfs gespecialiseerde varenkwekers. Er zijn ook varens die op drogere plekken groeien, maar daar moet je eigenlijk de deskundige kweker voor raadplegen.
In onze tuin heb ik een zevental soorten die het goed doen, een aantal zijn zelfs wintergroen en allemaal zijn ze vorstbestendig.

De grootste en meest imposante is de mannetjesvaren, Dryopteris filix-mas 'Barnesii', zie de foto waarmee deze blog opent. Deze is bladverliezend. Hij staat hier na aankoop een jaar of drie, en is nu ongeveer 1,5 meter hoog en evenzo breed. Niet zo geschikt voor een klein tuintje dus.

Voor mij is deze toch altijd moeilijk te onderscheiden van de wijfjesvarens, Athyrium filix-femina, ook bladverliezend, waarvan ik meen een grote groep te hebben. Deze zijn, ook na jaren, minder hoog en fijner van structuur dan de mannetjesvaren.

groep wijfjesvarens
Veel voorkomend in de tuin, zelfs met neiging tot woekeren, is de bekervaren, ook wel struisvaren genoemd (Matteuccia struthiopteris). Het blad sterft in het najaar af en als hij het voorjaar op het punt staat te ontrollen, vind ik dat altijd weer bijzonder. Eerst krijgt hij een echte bekervorm, die later verloren gaat.

bekervaren / struisvaren
Tegen de noordmuur aan heb ik een jaar of drie geleden een mooie, fijne varen geplant, de Dryopteris erythrosora of de rode sluiervaren. Deze is wintergroen, maar de nieuwe bladeren lopen roodachtig uit in het voorjaar. Een prachtige, vrij laagblijvende varen.

rode sluiervaren
Ook groenblijvend is de mooie, heldergroene Dryopteris atrata, die ook 's winters zijn blad behoudt.
Hij wordt zo'n 60 cm hoog en valt vooral op door de typische manier waarop het nieuwe blad uitloopt: in een soort olifantslurfjes, waardoor de Duitsers hem oliefantenslurfvaren noemen.

Dryopteris atrata
 
"olifantslurfje"van de Dryopteris atrata
Een klein varentje dat zich al een jaar of acht probeert te handhaven op het bemoste muurtje aan de westkant, is de Gymnocarpium dryopteris. Nu daar meer schaduw komt, lijkt hij het beter te gaan doen. Helaas is de tegelijk geplante, o zo mooie, kleine steenbreekvaren, daar verdwenen.

Gymnocarpium dryopteris
En dan tot slot mijn favoriet, vanwege de schoonheid: de ook wintergroene, zachte naaldvaren, Polystichum setiferum "Herrenhausen". Een hele fijn gesneden varen met een blauwachtig groene kleur. Ik heb hem twee jaar geleden gekocht. Hij staat in diepe schaduw en wordt steeds mooier. Het is een cultivar van de wilde soort die in Nederland nog maar zelden voorkomt en op de rode lijst staat.

zachte naaldvaren
Ik denk wel eens, als we over een aantal jaren te oud zijn om de tuin te onderhouden, dan verwilderen de varens en krijg ik een varentuin. Wat kan ik daarop tegen hebben?



vrijdag 9 mei 2014

Insectenhotel.


Een insectenhotel bouwen: dat was een mooi project om samen met de kleinkinderen uit te voeren.
En daar hadden ze wel zin in. Inspiratie liet ik ze weken tevoren al opdoen, zie Pinterest.
Lekker allerlei materialen verzamelen en in een stokoud keukenkastje friemelen, dat daardoor een tweede leven heeft gekregen.
Nóg een insectenhotel maken, ze hadden de smaak te pakken: stenen sjouwen: "Oma, ik kan er wel drie op mijn armen meenemen..." Kinderarbeid dus. 


Maar ze waren na afloop heel tevreden.
We hebben ze aan de zuidkant van de schutting opgehangen. Er moest nog een geïmproviseerd dak op en die beestjes moesten natuurlijk weten dat het hier om een insectenhotel ging: de tekst moest dus in het Engels ;-)


Nu maar afwachten of er beestjes in gaan komen. Met de stortbuien van de laatste dagen is een deel van het materiaal al behoorlijk doorweekt geraakt. Dat zou ik niet echt appreciëren als ik een insect was.

Het is altijd goed om insecten te lokken in onze tuinen. Het is bovendien leuk en leerzaam om te kijken wat zich daar allemaal gaat vestigen.
Een groot insectenhotel in aanbouw vind je hier en bovenaan onder het kopje "beestjeshuisjes" bij blogger Blijentuin.

zondag 4 mei 2014

Maandelijks hetzelfde kleine stukje tuin gespot: mei.


Vergeleken met begin april is het kleine stukje tuin, dat dit jaar maandelijks getoond wordt, flink groen geworden. Het vrolijke geel is de cipreswolfsmelk (Euphorbia cyparissias) , dat langdurig bloeien zal. Ik las dat het zelfs een beschermde plant is, als hij in het wild voorkomt. Maar nette tuineigenaars hebben er een hekel aan, want hij kan met zijn ondergrondse wortelstokken flink door je tuin heen lopen. Hoewel, hij wil enigszins vochtige, iets voedselrijke zandgrond. Tja, deze plek is de droogste in onze tuin en zeker niet voedselrijk...  Maar ik vind deze plant erg leuk door het wilde karakter en als hij zich écht te veel gaat permitteren, ga ik hem een beetje plagen, door de bovengrondse delen op de ongewenste plek steeds te verwijderen.
De geranium linksboven breidt zich eveneens flink uit.
Ook veelbelovend is de papaver, de grote knoppen zijn al zichtbaar in het centrum van de plant.


Ik laat ook deze keer niet na om het "muizenperspectief" te tonen, aan de rand van hetzelfde plekje.


Tot slot nog even een blik met de camera iets verder naar achteren. Daar vallen de schijnpapavers en het witte driekantig look (Allium triquetrum) op. 


Het feest is duidelijk begonnen, de weelde is terug in onze tuinen.

Ook een blik op kleine schaal vind je bij de medebloggers de Biodiverse en de Fruitberg.